Stadsdichter Hilversum viert het leven op een mooie muzikale avond in de Vorstin
‘Laren nul drie vijf, Laren is mijn dorp, Laren waar ik woon, Laren waar ik leef, Laren in mijn hoofd Laren in mijn lijf, Laren in mijn hart, Laren in mijn ziel, Laren als een droom, Laren heb ik lief’.’
Je verwacht het niet, op De Avond van de Stadsdichter van Hilversum. En een rastarapper uit Laren eigenlijk ook niet. Maar, aldus deze ontwapenende Sean William Bogaers: ‘Als we kunst maken doen we het vaak over dingen die we tof vinden of ons raken, die heel veel voor ons betekenen. En dat is voor Sean dus Laren (bij Hilversum). Die zich vervolgens freestylend (improvisatie met woord op een beat, hij legde het voor de zekerheid maar even uit) door de zaal begaf. Voor vele ouderen waarschijnlijk een eerste live kennismaking met dit fenomeen.
Maar ook hij kreeg de gezellig volle kleine benedenzaal van De Vorstin moeiteloos mee. En zijn woorden over kunst maken bleken op deze opening van de Week van de Poëzie in Hilversum meer dan waar. Stadsdichter Mieke Van Zonneveld (29), in het dagelijks leven ook docente Nederlands aan de Internationale School en die in beide functies scholieren kennis laat maken met poëzie, had een programma samengesteld met als thema poëzie en muziek. En had ze al bewezen zich even makkelijk in een voetbalkantine als in theaters of bij officiële gelegenheden te bewegen, ook op deze avond toonde ze zich niet eenkennig, alleen misschien iets te bescheiden. Indruk maakte ze in ieder geval met een gedicht over bomgordels (en vrede) en over haar overwonnen ziekte, de laatste afkomstig uit de bundel Leger, waarvoor ze vorig jaar de vijfjaarlijkse prijs voor jonge dichters had gekregen.
Flamencogitarist Eric Vaarzon Morel stak dus terecht de loftrompet over onze stadsdichter, maar sloeg vervolgens zijn vingers aan en op zijn gitaar, onnavolgbaar en jaloersmakend als altijd. Voor deze gelegenheid trad hij ook op met Spaanse poëzie en in duet met zijn dochter Eline, singer-songwriter én conservatoriumstudente. Zij had daarvoor al in haar eentje voor misschien wel het hoogtepunt van de avond gezorgd, met een prachtig op gitaar gespeeld en ontroerend gezongen Iers aandoend nummer. De zaal was muisstil, je kon een speld horen vallen, onthoud die naam.
De wethouder (Wimar Jaeger) las een eigen gedicht, de burgemeester (Pieter Broertjes, hier aanwezig in functie van juryvoorzitter) niet, maar hij las een gedicht uit zijn oude liefde de Volkskrant voor en memoreerde daarbij oude held Remco Campert. En de prettige presentator Simon Mulder droeg gedragen gedichten voor van onder andere Herman Gorter. Hoe mooi ook, zeker staand achterin was het lastig je aandacht hierbij vast te houden – er loopt iemand langs, leuke lamp overigens – en voor je het weet ben je de draad kwijt. Maar oefening baart kunst en volgende keer ook maar gewoon de ogen dicht.
Zo ging de avond van Laren naar Spanje, van percussie uit India terug naar het Hilversum van zwerver en stadsdichter avant la lettre Nannes, die jaren geleden automobilisten hielp bij het inparkeren in het centrum van Hilversum (Kommaaaaaar, kommaarhor, achteruitmaar, kommaaaar) en het liep natuurlijk allemaal ruim uit. Maar buiten was het koud en binnen hartverwarmend. Dat gold zeker voor de poëzie-battle, onder leiding van de zeer betrokken en invoelende Jos van Hest. Had hij eerder Mieke een wat rommelig interview afgenomen, hier was hij helemaal op zijn plaats. Met dominee Gremdaat-achtige allure ondervroeg hij de scholieren, die nochtans niet van hun à propos waren te krijgen en hem stoïcijns en nuchter antwoord gaven. Zelfs een herhaling van een hele strofe uit een lang en knap voorgedragen en persoonlijk liefdesgedicht was niet te veel gevraagd. Maar dit keer en dus op eigen verzoek gericht aan deze oudere heer. Zijn avond kon niet meer stuk. En ongetwijfeld ook niet van Friso, de echte ster, superman én prins in dit gedicht. Gingen de andere gedichten opvallend vaak over afwezigheid en gemis – een opa, een vader, een puppy – híj was in levende lijve aanwezig, staand aan de bar.
De jury wees Isabel, de schrijver van dit gedicht later ook aan als winnares, samen met Rosalyn (van Alberdingk Thijm Scholen) bij de jongsten. Wie weet inspireert het EnVrac ook dit op muziek te zetten. Deze driemansformatie had eerder op de avond bewezen dit heel mooi te kunnen, met gedichten van Simon Mulder, Simon Carmiggelt, de door Mieke zeer bewonderde en te vroeg gestorven Menno Wigman en Mieke zelf. Ook speelden ze van Ramses Shaffy ‘we leven nog, we leven nog, we leven nog en niet zeuren’, tevens het motto van Miekes gedichtenbundel.
Na afloop nam de winnares de felicitaties in ontvangst en deelde kaartjes van haar gedicht uit, bleek Friso jaren geleden bijles Latijn te hebben gehad van Mieke, bestudeerde Eline haar mobieltje, was de burgemeester ongetwijfeld in gedachten al bij de dag van morgen wanneer hij de koning mocht ontvangen (en was een dag later blijkbaar weer even in gedachten bij de avond ervoor, toen hij onze koning per abuis ‘onze Vorstin’ noemde) en keerde Sean terug naar zijn geliefde Laren (bij Hilversum), met een pizzadoos. Het was een mooie avond.
Thuis sloot Loesje #Gedichtendag af met de zinnen: ‘Kan iedereen even stoppen met over gedichten praten. Zo kan ik niet lezen.’ En was ook op deze scheurkalender februari aangebroken en Menno Wigman dus een jaar dood. Maar we leven nog, we leven nog, we leven nog, zeker nog in de taal van de muziek en poëzie.