Ode aan poppodium Ekko

Planet of sounds and characters

Terugblik op mijn EKKO-jaren

Heel af en toe ga ik nog naar een concert in poppodium EKKO – even afgezien van de afgelopen corona-periode. En nu ook met mijn dochter, al dan niet in combinatie met vegetarisch eten in het café. Bekende gezichten van vroeger zie ik dan nauwelijks of niet en dat is misschien maar goed ook. Al kan herinneringen ophalen natuurlijk best leuk zijn. In herinneringen brengen mensen onder woorden wat ze denken als ze terugkijken lees ik op internet. En ik denk nog best vaak terug aan mijn tijd bij EKKO, die zo’n vijf jaar duurde. Dus heb ik die gedachten nu, in dit jubileumjaar, maar eens verwoord, want: Schrijvers kunnen ervoor zorgen dat herinneringen levend blijven.

Mijn eerste stappen in het pand aan de Bemuurde Weerd zette ik waarschijnlijk als 18-jarige, midden jaren 80, tijdens de introductiedagen van de universiteit. Er staat me vaag iets bij van een optreden van een Jeroen van Merwijk-achtige cabaretier (misschien was hij het wel gewoon), anders was het een feest of een rondleiding. En waarschijnlijk heette het toen nog net niet EKKO, want zo ging het toen nog progressieve jongerencentrum pas in 1986 heten, en werd het een cultureel centrum. De mentor van mijn introductiegroepje zie ik nog steeds voor me en nu ik dit opschrijf schiet me ook de naam van de band waarin hij toen speelde te binnen: A Modest Proposal. Even googelen leert dat dit klopt en herken ik zijn naam: Ton Coolen, een sympathieke jongen (hij zal nu begin 60 zijn), die zijn mentorgroepje meenam naar zijn kamer en daar ook, waarschijnlijk op ons verzoek, zijn eigen plaat opzette. Zelf luisterde ik toen al een paar jaar naar alternatieve muziek, had bijvoorbeeld na The Cure ook de Cocteau Twins ontdekt en A Modest Proposal speelde muziek in dat genre.

Daarna duurde het nog anderhalf jaar voor ik zelf op kamers ging wonen (op het IBB, ook nooit ver weg in mijn gedachten) en de eerste jaren kwam ik zelden in EKKO. De meeste bands die er werden geprogrammeerd kende ik niet of nauwelijks, het was echt niche, zoals je dat nu zegt, misschien wel te veel (ik lees in een oud werkplan: De muziekprogrammering van EKKO stelt zich ten doel experimentele tendensen onder de aandacht van het publiek te brengen. Optredens van relatief onbekende bands die door hun vernieuwingsdrang en eigenzinnigheid in de grote zalen niet aan bod komen. Waarvan akte). Ik was meer te vinden bij concerten en feesten (SWAK!) in Tivoli Oudegracht en af en toe in de Vrije Vloer. Ook hou ik niet zo van grote groepen, dan wel kliekjes. En EKKO leek een ietwat gesloten en donker bolwerk. Obscuur, net als die bands dus. Maar op een gegeven moment oefende het toch een aantrekkingskracht uit en meldde ik me aan als vrijwilliger, bij de bargroep, de beste manier om medewerkers en bezoekers te leren kennen. En dan blijken het inderdaad bijna allemaal geen ‘gewone’ mensen, maar wel ‘gewoon’ leuke mensen te zijn. En word je er steeds meer ingezogen, tot je er niet meer bent weg te slaan. 

Na een overbruggingsperiode bij de kookgroep (gezellig, maar verder geen onverdeeld succes) kwam ik bij de bandsgroep. Zij programmeerden door het geringe budget in principe maar twee avonden in de maand. Hoe dan? En wie en wat dan?? Vraag het me niet, ik vond het een onmogelijke opdracht toen ik zelf kortstondig programmeur was, onder meer en onder andere rekening houdend met het geringe budget (15000 gulden per jaar), EKKO’s missie om vooruitstrevend te zijn (maar ook weer niet te onbekende bands, want je wil toch bezoekers) en de verschillende smaken. Dit laatste leverde veel discussie op, héél veel discussie…

Ik blader verder door mijn archief, bestaande uit veel papier (daarop werd in ieder geval niet bezuinigd), met daarop lange notulen van allerlei vergaderingen, beleidsplannen, jaarverslagen en evaluaties. In één daarvan valt mijn blik op het woord chaotisch. En dat was het. Dit werd later trouwens wel beter, toen er wat meer structuur in de programmering kwam, bijvoorbeeld met de Cyberia-avonden van Kees, die hij, zo las ik, later heeft uitgebreid tot het jarenlang succesvolle Summer Darkness-festival. Ook begonnen we toen met lokale/regionale bandjesavonden, waar de enthousiaste Jacco zich op stortte. Hij is daarna ook verdergegaan in de muziekwereld.

Maar we hebben zeker ook lol gehad, tijdens het posters plakken in de stad (inclusief een heuse plakoorlog) en op de avonden onderling en met de leden van de optredende bands, die het volgens mij altijd leuk, gezellig en informeel vonden in EKKO. Gelukkig maar, want de bezoekersaantallen hielden nog steeds niet over, uitzonderingen daargelaten. Eén van de succesvollere avonden was met Motorpsycho, de psychedelische rockformatie uit Noorwegen, still going strong! Orphanage, een metalband uit Utrecht (voorloper van Within Temptation), was een echte publiekstrekker.

En op het Festival Inside Out op de Neude in augustus 1996, georganiseerd om de zichtbaarheid van EKKO te vergroten (het vrijwilligersaantal liep drastisch terug), stond de experimentele metalbelofte Frozen Sun, naast het inmiddels legendarische Daryll-Ann én onze eigen huishouseband Human Beings. Deze tweemansformatie bestond uit de EKKO-medewerkers Allert, die voor velen in de Utrechtse muziekscene geen nadere introductie behoeft, en zijn – voor mij enigszins een enigma gebleven – kompaan Bert van der Grift, die in 2005 plotseling overleed, lang na mijn tijd bij EKKO. Hij was eerder trouwens óók lid van A Modest Proposal lees ik op het internet! Nooit geweten, of misschien ook wel, kan het me in ieder geval niet herinneren.

Zes jaar daarvoor overleed zanger Adrian Borland, dat was een zelfgekozen dood. Hij was het boegbeeld van The Sound, een jaren 80 new wave-band met prachtige, intense nummers. Maar wij hadden ‘m geprogrammeerd na deze succesvolle tijd, solo, toen hij zoekende was en voor en na deze avond ook écht zoek. Details van deze memorabele, koude en regenachtige dinsdagavond in november ben ik vergeten, maar gelukkig heb ik een verslag geschreven voor het interne EKKO-ledenblad en ook dat vind ik zowaar terug! Adrian was in het gezelschap van zijn vriend en manager Mike, die tevens als zijn oppasser fungeerde. Want Adrian was niet in beste doen: ‘I’m so fuckin’ depressed/paranoïd’ had hij al eind die middag op kantoor aan de daar aanwezige medewerkers laten weten. Waarna hij het pand verliet. Maar toen hij weer was komen opdagen ging er nog van alles mis bij het aansluiten van de zanginstallatie en de soundcheck en waren ondertussen ook de bierleidingen beneden bevroren… Het leek op een mislukte avond uit te draaien. Een paar parafrases uit het verslag: Adrian liep ondertussen een beetje rond, keek je aan met een arrogante, norse blik, die hij dan door een sardonische grijns liet volgen. Mike, die zijn lange jas de hele avond aan hield, was daarentegen opgewekt en vertelde sterke verhalen uit de succesvolle tijd van The Sound, waarin er ook van alles misging (gestolen spullen, omwaaiende tenten, gebroken handen, wegblijven). Déze avond ging vergezeld van vallend glas, rinkelende deurbellen, een ontstemde gitaar en een buzz, die geluidsman van dienst, EKKO-medewerker Radboud, maar niet weg kreeg. Adrian, die zich flink had ingedronken, brak nummers af (‘I forgot the lines’), ging discussies met het handjevol bezoekers aan, riep op tot een betere wereld, discussieerde met de geluidsman en hield daarna een pauze, waarna hij beter gestemd was en nog covers van U2 en Iggy Pop en verzoeknummers speelde. Op de beste momenten was er een sprankje oude glorie hoorbaar: mooie liedjes en een doorleefde stem. Dit was dan wel niet zijn laatste concert, zoals hij zelf op een gegeven moment had verkondigd, maar zeker uniek. Dat vond Mike ook en vervolgens nam hij het grootste deel van het verlies van deze avond voor zijn rekening! Overigens heeft Adrian Borland dit jaar weer een nieuw album uitgebracht.

Eenmaal bij de bandsgroep zette ik ook de vermetele stap en mijn naam op de wachtlijst van de dj’s, weer een ander slag mens. Dat verhoogde hok links in de zaal leek op dat moment nog ver weg. Maar opeens was ik aan de beurt was en mocht ik op een doordeweekse avond ‘auditie’ doen op de kamer van één van hen. Ik herinner me een platenspeler, waarop ik mijn muziekkennis en smaak, die gelukkig breed was – voor een dj wel fijn – mocht etaleren. Ik ging daar geloof ik redelijk onvoorbereid heen, was lichtelijk geïntimideerd, maar bleef er ook waarschijnlijk ook vrij nonchalant onder, want: jongens, het is maar muziek! Overigens in die tijd wel een van de belangrijkste bijzaken van het leven. Maar toch, ik vond dat zij er wel iets te moeilijk over deden. Ik vond iets goed of niet, daar hoef ik geen hele verhandelingen over te houden. Sommige muziek heeft wat meer tijd nodig voor je het weet te waarderen en dan is er de buitencategorie bands als de Pixies, die je bij de eerste beluistering inderdaad letterlijk naar de platenzaak doen hollen (good old White Noise, of in Hilversum ’t Oor). Hun nummer Planet of Sounds was tevens de naam van de vrijdagse disco, waar van ’s avonds elf tot ’s nachts vier uur – de naam zegt het al – een gevarieerde mix aan muziekstijlen te beluisteren viel. Vaak opgedeeld in blokjes van twee of drie – bij voorkeur dansbare – nummers, om de verschillende clubjes mensen dan wel de eerdergenoemde Kees niet teleur te stellen. Kees was dus van de electro, die ik zeker niet helemaal afwees (DAF, Front 242), maar de bands waar hij mee aankwam waren wat mij betreft te extreem. En dan had je één of twee nummers in dat genre gedraaid en leverde de volgende plaat een licht verwijtende, niet begrijpende blik richting het dj-hok op. 

Maar zo had iedereen zijn afwijkingen. Alleen leverde dit toentertijd ook in de vergaderingen van de dj-groep bij de evaluatie van de disco’s oeverloze discussies op. Ik kijk hier met veel… euh, verbazing op terug. En op mijn draaien met veel plezier. Begon ik in de tijd dat de bezoekersaantallen nogal in een dip zaten en er soms met moeite de honderd haalden, later draaide ik ook voor volle zalen en dansvloeren. En heb ik eraan bijgedragen EKKO een beetje meer open te gooien en de vrolijkheid van de jaren 90 in de avonden te brengen. Daarbij hadden we ook niet te klagen over het muziekaanbod: de hiphop van Cypress Hill en House of Pain, de punkrock van Green Day, Beck kwam op, dat gold ook voor de electronische dance van Underworld en The Prodigy, je had Nine Inch Nails en Metallica, gouwe ouwe uit de jaren 80 die het altijd goed zijn blijven doen, en de vele gitaarbands als Weezer, dEUS en de Cranberries, naast de grunge en Britpop. Daar viel dus met gemak ook een gitaardisco van te draaien, die onder andere onder de namen Freakscene en Crunchdisco werden geprogrammeerd (en deze gitaardisco’s zijn door de Gemene Mixmeesters Joep en Sytse voortgezet). Dat kon op de zaterdag, die was gereserveerd voor thema’s, zoals de toen ook begonnen Eighties Disco en house op de Dance-O-Mania.


Ook de disco’s moesten vernieuwend zijn en vele platen zijn als eerste in EKKO te horen geweest, in ieder geval voor veel bezoekers, die dan kwamen vragen wat je had gedraaid, altijd leuk. Een element van het goede dj-schap was wat mij betreft ook open staan voor de verzoeknummers, al lag het er natuurlijk ook aan door wie én hoe het werd gevraagd: c’est le ton qui fait la musique! Een fijn privilege was de laatste plaat, waar je soms ook zelf op ging dansen. Voor mij was Milez is dead van The Afghan Whigs de ultieme plaat. Na het opruimen en vegen van de zaal vond dan ergens tussen 5 en 6 uur de naborrel plaats, in de bovenbar, tot na het ochtendgloren.

Die bovenbar, trapspringend erheen, dat was ook EKKO voor mij, zeker toen er een dartbord kwam te hangen. Deze bar werd buiten activiteiten als het eethuis en de film/video-avonden voornamelijk bezocht door medewerkers, hangend op de oude barkrukken. Hier heb ik er trouwens nog drie van overgenomen toen de bovenbar bij een verbouwing definitief dicht ging. Wiebren moet hier ook vaak op hebben gezeten, zelf behorend tot het meubilair van EKKO. Maar hij was opeens dood, overleden in zijn slaap. Ik herinner me het kantoor op zolder waar men verslagen bijeen zat en een kille crematoriumzaal in het desolate Overvecht, luisterend naar nauwelijks te onderscheiden metal uit een veel te kleine geluidsbox.

EKKO is dus vooral de mensen die er werken, de vele creatieve mensen. En voor sommigen is het zelfs een tweede huis. Voor mij is EKKO nu vooral de namen van vroeger, de unieke karakters. Een enkeling zie ik nog wel ‘s bij een concert of kom ik tegen op Twitter, maar de meesten heb ik nooit meer gezien. Voor mij zijn – om er een aantal te noemen – Evelien, Cor, Marjolein, Taco, Nanda, Tim, Vivienne en Remko (directeur van het instituut voor Faalkunde!) EKKO. Als ik dan nu terugkijk, een moment waarop alle poppodia het moeilijk hebben, is het heel erg te hopen dat in 2022 alles weer open gaat én blijft. Dat je er kan ontdekken en ontdekt kan worden. Dat je er uit je dak kan gaan bij een concert, of er juist stil van geniet. Dat er weer ellenlange vergaderingen gehouden worden, en dansnachten, waarop je een kansloze plaat aanvraagt bij de dj.